1. Pieter van Dam, Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie 1639–1701 (The Hague: Rijks Geschiedkundige Publicatiën 1927), Boek 1 Volume 1, p. 78, ‘Om alleen, met uytsluytinge van allen anderen te mogen varen beoosten de Caap de bonne Esperance of door de Straat Magellanes, op de verbeurte, van die daartegens souden willen doen of aangaan, niet alleen van de schepen en goederen, maar ook om aan lijf en goet te werden gestraft.’
2. Ole Feldbæk, India Trade under the Danish flag 1772–1808: European Enterprise and Anglo-Indian Remittance and Trade (Lund: Studentlitteratur 1969).
3. Christian Koninckx, The First and Second Charters of the Swedish East India Company (1731–1766): A Contribution to the Maritime, Economic and Social History of North-Western Europe in its Relationships with the Far East (Kortrijk: Van Ghemmert 1980);
4. Jan Parmentier, Oostende & Co: het verhaal van de Zuid-Nederlandse Oost-Indiëvaart, 1715–1735 (Amsterdam: Ludion 2002).
5. Philippe Haudrère, La Compagnie française des Indes au XVIIIe siècle (Paris: Les Indes Savantes 2005).