1. Men dient overigens de moeilijkheden verbonden aan het voorspellen van de veranderingen van de beroepsbevolking niet te onderschatten. Zo zijn bijv. de voorspellingsfouten in de Centrale Economische Plannen t.a.v. deze variable in de periode 1949–1953 vrij groot; zie hiertoeeen vergelijking van de ramingen van het Centraal Planbureau met de feitelijke economische ontwikkeling, 1949–1953, Monografie no 4 van het Centraal Planbureau, (Den Haag, 1955).
2. In de Arbeidsmarktbeschrijvingen worden afzonderlijke cijfers voor mannen en vrouwen gegeven. Aangezien de mutaties van het aantal werkzame vrouwen in verhouding tot de gebezigde afrondingen (op honderdtallen) voor verschillende bedrijfstakken vrij klein zijn, zodat afrondingsfouten hier een belangrijke rol zouden spelen, is er de voorkeur aan gegeven beide groepen gezamenlijk en niet afzonderlijk te analyseren.
3. De cijfers voor enkele bedrijfstakken, die in bijzonder sterke mate de gevolgen van de waterramp ondervonden, werden voor het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Het betreft hier de bedrijfstakken: bouwnijverheid, landbouw en visserij, alsmede de cijfers voor de totale werkgelegenheid.
4. Voor een beschrijving van deze onderzoekingen en ook voor een nadere analyse van het hier gesignaleerde verschijnsel, zie H. Theil,Forecasts and Economic Policy (te verschijnen). Het is wellicht interessant op te merken, dat ook op een zozeer verschillend gebied als dat van de voorspellingen van de uitslagen van voetbalwedstrijden het verschijnsel van de onderschatting van veranderingen werd aangetroffen. De veranderingen, die hier werden onderschat, waren die in de onderlinge krachtsverhoudingen van de aan de competitie deelnemende clubs. Zie hiervoor: D. B. Jochems, “Voetbalprognose”, Rapport no 5704 van het Econometrisch Instituut der Nederlandsche Economische Hoogeschool te Rotterdam, te verschijnen inStatistica Neerlandica.
5. De correlatie tussen eerste prognoses en realisaties bedraagt slechts 0.03, die tussen tweede prognoses en realisaties 0.26. Laten wij het eerste jaar (1951) buiten beschouwing, dan stijgt de correlatie tussen tweede prognoses en realisaties tot 0.45.