Abstract
De veranderingen aan het kiesstelsel die in Nederland en België werden doorgevoerd rond de twintigste eeuwwisseling waren het resultaat van lange discussies over wat de ‘ideale’ parlementaire vertegenwoordiging betekende en hoe die precies bewerkstelligd moest worden. De bijbehorende reflectie van de volksvertegenwoordigers over de noodzaak van een proportionele stemverdeling gaf de (Tweede) Kamerdebatten bovendien een extra dimensie. ‘Democratie’ leek toen immers een onafwendbaar proces. Maar wat betekende die ‘democratie’ precies voor de parlementariërs van verschillende politieke strekkingen uit beide landen? En welke rol moest de introductie van het evenredigheidsstelsel spelen om, bijvoorbeeld, die ‘democratie’ in te perken, te weerspiegelen of te bevorderen? Een detailanalyse van het parlementaire discours waarmee de sprekers (in België in 1899 en in Nederland in 1916-1917) impliciete en expliciete verbanden legden tussen dit nieuwe kiessysteem enerzijds en hun opvattingen over democratie anderzijds, onthult overeenkomsten en verschillen die de landsgrenzen en de kloof tussen links en rechts overstegen.
Publisher
BMGN - Low Countries Historical Review, KNHG